Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En nu, HEERE God, maak U op [42]tot Uw rust, Gij en de ark [43]Uwer kracht; laat Uw priesters, HEERE God, met [44]heil bekleed worden, en laat Uw [45]gunstgenoten [46]over het goede blijde zijn. 42. Dat is, tot de plaats, in welke Gij voorgenomen hebt te rusten en stil te blijven, en niet meer vervoerd te worden met den tabernakel, van de ene plaats in de andere, gelijk geschied was in de woestijn, als de Israelieten hun legerplaatsen veranderden. Dit is menselijkerwijze van God gesproken, ten aanzien van de ark, boven welke God zich openbaarde. Zie 2 Sam.7:6; Ps.132:8. 43. Alzo Ps.132:8. Dat is, bij welke Gij uw antwoord gewoonlijk geeft van uw genade en hulp, die Gij krachtiglijk aan uw volk bewijst. 44. Dat is, met uw gunst, zegen en weldadigheid bewaard en versierd zijn, als met een kleding; alzo Ps.132:16. Het tegendeel is, bekleed te worden met schande; in dezelfde plaats, vs.18. 45. Of, godvruchtigen. Het Hebreeuwse woord is Gode toegeschreven en den mensen; Gode toegeschreven zijnde, betekent het de goedgunstige, goedertierene, of weldadige, gelijk Ps.145:17; Jer.3:12. Den vromen mensen wordt het toegeeigend, omdat zij goeddoen, of omdat hun wordt goedgedaan van God. Naar den eersten zin kan men het overzetten heiligen, goedertierenen, weldadigen, godvruchtigen, naar den tweeden, gunstgenoten, gelijk hier. 46. Te weten, dat Gij hun bewijst.